Zorg en ondersteuning
Toename aantal cliënten jeugdhulp
Over heel 2019 gemeten waren er 4.550 cliënten voor maatwerkvoorzieningen binnen de jeugdhulp, een stijging van circa 300 ten opzichte van 2017. Het gaat om 15,7% van alle Nijmegenaren onder de 18 jaar. Van de 4.550 jeugdhulpcliënten in 2019 hebben er ruim 4.450 een vorm van ambulante hulp gehad en 500 jeugdhulp met verblijf. Een meerderheid van deze laatste groep krijgt ook ambulante hulp. Het aantal cliënten jeugdhulp met verblijf is niet toegenomen (vergelijkbaar met 2017 en 2018). Circa de helft van de 4.550 cliënten in 2019 is tussen de 4 en 11 jaar oud en ruim een derde behoort tot de 11-17-jarigen.
De uitkomsten van het cliëntervaringsonderzoek jeugdhulp 2019 laten zien dat de cliënten positiever zijn over de kwaliteit van de hulp dan over het regelen ervan en dat ouders van jeugdhulpcliënten beneden de 15 jaar positiever oordelen dan de jeugdhulpcliënten vanaf 15 jaar. Voor het regelen van de ondersteuning geven de ouders een 6,9 en de jeugdhulpcliënten een 6,8. Een onderdeel waarop wat lager wordt gescoord dan voorheen is de snelheid waarmee men wordt geholpen. Voor de kwaliteit van de ondersteuning geven de ouders een 7,9 en de jeugdhulpcliënten een 7,3. Ten opzichte van de meting in 2017 zijn deze cijfers nauwelijks veranderd. Het aandeel (ouders van) jeugdhulpcliënten dat aangeeft dat zaken niet verbeteren door de hulp, ligt tussen de 15 en 25%. Bij de uitvoering van de hulp blijft de samenwerking tussen verschillende hulpverleners het belangrijkste aandachtspunt.
Toename aantal cliënten Wmo
Het totaalaantal cliënten voor maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo (exclusief beschermd wonen) nam toe van 11.400 over heel 2017 naar 12.100 over heel 2019. De aantallen cliënten voor hulpmiddelen (rolstoelen, vervoer en woonvoorzieningen) zijn het grootst (5.700 in het vierde kwartaal 2019). Daarna volgen de cliëntenaantallen voor huishoudelijke hulp (4.800) en ondersteuning (ambulante begeleiding en dagbesteding, samen 3.100). Het aantal Nijmegenaren dat een beschikking heeft voor maatschappelijke opvang (24uursopvang, crisisopvang) is in elk kwartaal 450 tot 500. Het totaal van de vier onderscheiden zorgsoorten is hoger dan de eerdergenoemde 12.100 omdat een aanzienlijke groep van meerdere soorten voorzieningen gebruikmaakt. Uit de data over 2019 en 2018 is af te leiden dat over het hele jaar gemeten de aantallen cliënten huishoudelijke hulp (+ 450) en hulpmiddelen (+ 500) zijn toegenomen. Het aantal cliënten ondersteuning is stabiel gebleven.
Ongeveer de helft van de Wmo-voorzieningen wordt afgenomen door 65-plussers. Het gaat vooral om huishoudelijke hulp en hulpmiddelen en veel minder om begeleiding en dagbesteding. Bij de personen tot 65 jaar gaat het juist vaak om ondersteuning (begeleiding en dagbesteding). In mindere mate nemen zij ook hulpmiddelen en huishoudelijke hulp af.
Het aantal cliënten beschermd wonen is in 2019 even hoog als in 2017 (1.450). In 2018 was dit aantal wat hoger (1.500). Voor bijna de helft gaat het om cliënten van buiten Nijmegen. Twee derde van de cliënten valt in de leeftijdsklassen tussen 27 en 64 jaar, een kwart is jonger dan 27 jaar.
De uitkomsten van het cliëntervaringsonderzoek Wmo 2019 laten zien dat het rapportcijfer voor het regelen van de ondersteuning licht is toegenomen (van 7 in 2018 naar 7,2). Het rapportcijfer voor kwaliteit van de ondersteuning ligt even hoog als in 2018 (7,7). Net als bij de vorige metingen geven de cliënten beschermd wonen een lager cijfer hiervoor (7,2). Zo’n 5 tot 10% van de cliënten is negatief over de verschillende aspecten van de kwaliteit en effectiviteit van de hulp.
Sterke toename aantal 70-plussers
Vanaf de 75 jaar neemt de vraag naar zorg duidelijk toe. Uit de statistieken blijkt dat een relatief groot deel van de 75-plussers gebruikmaakt van de Wmo. In de Burgerpeiling 2019 geeft 11% van de 75-plussers aan niet goed voor zichzelf te kunnen zorgen, versus 3% van de 65-74-jarigen en 2% van alle volwassen Nijmegenaren. Verder geeft een 23% van de 75-plussers aan zich matig of slecht gezond te voelen, versus 14% van de 65-74-jarigen en 8% van alle volwassen Nijmegenaren. En 19% van de 75-plussers geeft aan mantelzorg te ontvangen, versus 6% van de 65-74-jarigen en 4% van alle volwassen Nijmegenaren.
Hierbij moet bedacht worden dat zelfstandig wonende ouderen met veel gezondheidsklachten deels niet aan bevolkingsonderzoek zullen deelnemen en dat ouderen in tehuizen niet in de steekproef voor het bevolkingsonderzoek zitten. Het verschil tussen de 75-plussers en de leeftijdsgroepen daaronder is dus nog groter dan het bevolkingsonderzoek laat zien.
Onze bevolkingsprognose laat een flinke groei van het inwonertal zien (hoofdscenario: 198.500 inwoners in 2035). De voorspelde groei is het grootst in de oudere leeftijdsklassen. Het aantal 70-plussers stijgt in het hoofdscenario van onze bevolkingsprognose van circa 19.500 in 2020 naar circa 28.500 in 2035. Dit betekent dat de zorgvraag in Nijmegen de komende jaren flink zal toenemen. In bijna alle stadsdelen zal het aantal 70-plussers de komende jaren toenemen. Dukenburg en Lindenholt nemen hierbij een aparte positie in; het aantal ouderen zal er toenemen, terwijl - vooral in Lindenholt - de overige leeftijdsgroepen allemaal in omvang teruglopen.
Traditioneel woonden ouderen met een zorgbehoefte, maar ook andere mensen met een functiebeperking, vaak in tehuizen en instellingen. Sinds 2002 werkt de gemeente aan een stadsbreed beleid van “woonservicegebieden”. Doel is dat ouderen en mensen met een functiebeperking zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Tehuiszorg wordt daarvoor vervangen door zorg aan huis, geleverd in gewone woningen of in speciaal daarvoor gebouwde huizen. Deze trend wordt ‘extramuralisering’ genoemd en wordt ook in het rijksbeleid nagestreefd/bevorderd. Overigens is het meer/langer op zichzelf willen wonen een trend die maatschappelijk, binnen de bevolking, al langer aanwezig is, ook los van overheidsbeleid. Door de sterke toename van het aantal ouderen zal het aantal woningen waarin wonen en zorg gecombineerd kan worden (vooral door woningaanpassing maar ook in de vorm van serviceflats, senioren- en mantelzorgwoningen e.d.) uitgebreid moeten worden. De uitkomsten van WoON 2018 geven zicht op hoe seniorenhuishoudens op dit moment wonen en in hoeverre woningen geschikt zijn vanuit het oogpunt van wonen met zorg of met een beperking:
- 87% van de 18.700 Nijmeegse seniorenhuishoudens (65+) woont in de normale woningvoorraad. Ruim de helft kent geen fysieke beperkingen, 40% kent enige beperkingen (niet ernstig) en in 10% van de gevallen is er sprake van ernstige beperkingen.
- 40% van de seniorenhuishoudens zit in de nabijheid van een steunpunt of dienstencentrum. Ongeveer 3.000 seniorenhuishoudens wonen in een specifieke ouderenwoning (serviceflat, woonzorgcomplex, andere woonvorm of ouderenwoningen niet opgenomen in een complex).
- De meeste woningen in zowel de huur- als de koopsector zijn vanuit het oogpunt van wonen met zorg of met een beperking niet bijzonder geschikt. Van de 77.000 woningen waarover informatie is, betreft bijna een kwart (18.500) "nultredenwoningen", meestal flats. Nog eens 15.000 (19%) woningen zijn wel intern gelijkvloers toegankelijk, maar daarbij kan de voordeur niet gelijkvloers bereikt worden. Bijna de helft van de woningen is wel extern toegankelijk, maar kent intern obstakels (denk aan een gangbare laagbouwwoning met een trap erin) en nog eens 7.500 woningen (10%) kent binnen en buiten obstakels.
- Bijna driekwart van de nultredenwoningen zit in de huursector en tachtig procent is etagebouw. Ongeveer een derde van de nultredenwoningen wordt bewoond door 65+ huishoudens. Omgekeerd woont ook een derde van de 18.700 65+ huishoudens in een nultredenwoning. Bij de groep 50-64 is dat 14%.
- In 7.300 van de 77.000 bewoonde woningen zijn voorzieningen voor een handicap aanwezig. In meer dan de helft van deze woningen woont een 65+ huishouden.
Aantal aanmeldingen bij sociale wijkteams stabiel
Per stadsdeel vormen de sociale wijkteams de belangrijkste lokale toegangspoort voor ondersteuning en zorg uit met name de Wmo. De werkzaamheden van de teams bestaan met name uit het oppakken van zorgvragen van mensen in de vorm van kortdurende ondersteuning en het regelen van voorzieningen/hulp bij zorgaanbieders. Voor Wmo-voorzieningen zijn de sociale wijkteams de belangrijkste verwijzers, voor jeugdhulp zijn dat de huisartsen, gevolgd door de sociale wijkteams. Het totaalaantal personen dat zich inmiddels vanaf 2015 bij de 10 sociale wijkteams in de stad heeft gemeld, is ongeveer 21.500 (12% van de Nijmegenaren). Het aantal aanmeldingen in 2019 bedroeg net als in 2018 ongeveer 10.000. Veel cliënten hebben zich sinds 2015 al vaker gemeld. In Hatert is het aandeel bewoners dat zich in de periode 2015-2019 1 of meer keer gemeld heeft bij het sociale wijkteam het hoogst (21%), gevolgd door Dukenburg (17,5%). Daarna komen Nieuw-West, Zuid, Oud-West, Lindenholt en Midden (11 tot 14%) en Oost, Centrum en Noord (6 tot 9%). In 2019 waardeerden cliënten het sociaal wijkteam met een gemiddeld rapportcijfer van 7,6.
De bekendheid van de sociale wijkteams is sinds 2017 licht toegenomen. In 2019 is 23% van de Nijmegenaren redelijk of goed op de hoogte van het bestaan en de functie van de sociale wijkteams (18% in 2017); 29% heeft er wel van gehoord, maar weet er verder weinig vanaf (28% in 2017); 48% is er helemaal niet mee bekend (54% in 2017). Bij personen met enige kwetsbaarheid op het vlak van gezondheid, zelfredzaamheid, inkomen, het hebben van sociale contacten en de mate van geluk is de bekendheid van de sociale wijkteams niet groter dan gemiddeld.
Percentage dat gebruik maakt van Stips gelijk gebleven
Nijmegenaren die met informatie- en adviesvragen zitten - bijvoorbeeld over inkomen, formulieren, activiteiten in de wijk, zorg en opvoeding - kunnen bij één van de in totaal 10 Stips terecht. De bekendheid van de Stips is sinds 2017 licht toegenomen, het percentage Nijmegenaren dat er naar eigen zeggen gebruik van maakt is gelijk gebleven.
- In 2019 is 23% van de Nijmegenaren is redelijk of goed op de hoogte van het bestaan en de functie van de Stips (19% in 2017); 23% heeft er wel van gehoord, maar weet er verder weinig vanaf (25% in 2017). Meer dan de helft (54%) is er helemaal niet mee bekend (56% in 2017)
- 28% weet waar het Stip voor de buurt waar men woont gevestigd is (25% in 2017).
- Net als in 2017 geeft in 2019 8% aan dat men in de afgelopen twee jaar contact met een Stip heeft gehad, 5% één keer en 3% twee keer of vaker. Ook de mate van tevredenheid over de informatie of het advies van de medewerkers van de Stips is niet veranderd: ruim twee derde is hier tevreden over en 8% ontevreden. Ook in het cliëntervaringsonderzoek Wmo wordt gevraagd naar de tevredenheid over het contact met de Stips. In 2019 was driekwart van de Wmo-cliënten daar tevreden over.
- Onder personen met een lagere sociaaleconomische status is het percentrage dat gebruikgemaakt heeft van de Stips groter (19%) dan onder de personen met een gemiddelde (7%) en hogere (4%) sociaaleconomische status.
Het aantal bezoeken aan de Stips is de afgelopen jaren sterk toegenomen naar richting de 20.000 per jaar.
Forse stapeling gebruik regelingen bij bijna 4% van huishoudens
Voor 18 regelingen binnen het sociaal domein (zorg, werk, inkomen en jeugd) hebben we zicht op de overlap in het gebruik. Van de zelfstandig wonende huishoudens in Nijmegen maakt in 2019 circa 30% gebruik van 1 of meer regelingen. Een relatief klein aandeel van de huishoudens neemt een groot deel van het gebruik van die regelingen in beslag. Voor 3,7% van de huishoudens geldt dat ze gebruikmaken van minstens 5 regelingen; ongeveer 30% van alle klantrelaties met betrekking tot die regelingen heeft met die 3,7% te maken. Zo geldt ook dat 12% van de huishoudens gebruikmaakt van minstens 3 regelingen en dat ongeveer twee derde van alle klantrelaties met die 12% te maken heeft.
Het veel gebruikmaken van regelingen komt naar verhouding meer voor bij eenoudergezinnen en huishoudens met een niet-westerse achtergrond. In de stadsdelen Oud-West, Nieuw-West, Zuid en Dukenburg is het percentage huishoudens dat gebruikmaakt van minstens 5 regelingen het hoogst (5 tot 5,5%), gevolgd door Lindenholt (4,6%).